“Ze hoeft echt geen berg vrienden te hebben, of op alle feestjes uitgenodigd te worden. Maar ik wil dat ze gelukkig is en dat ze weet hoe ze vriendjes kan maken. Ze is een geweldig leuk meisje, en ik hoop dat anderen dat ook gaan zien.”

 

Ik hoor dit veel ouders zeggen. Ze hebben een heel leuk kind, maar het gebrek aan sociale vaardigheden zorgt er voor dat hij of zij het moeilijk vindt om betekenisvolle relaties met andere kinderen aan te gaan. Veel kinderen met autisme hebben namelijk wel degelijk behoefte aan vrienden, ze weten alleen niet zo goed hoe ze die moeten maken én houden.

 

Sociale vaardigheden aanleren

Kinderen zonder autisme leren sociale vaardigheden meestal heel onbewust aan: ze zien iets gebeuren en begrijpen wat de ‘regel’ is. Zo leren ze dingen zoals zoals om-de-beurt, meespelen en  gesprekjes beginnen. Voor kinderen met autisme is dat anders: zij moeten veel meer moeite doen om deze vaardigheden bewust aan te leren.

 

Sociale vaardigheidstrainingen zijn niet gericht op kinderen met autisme, en die werken daarom vaak niet zo maar. Ze bestaan wel, maar je moet maar net het geluk hebben dat ze in jouw regio gegeven worden. Zeker voor kinderen die geen dagbehandeling krijgen is het lastig – zij kunnen niet echt terecht bij een ‘reguliere’ training maar hun problemen zijn niet zwaar genoeg voor specialistische begeleiding hierin.

Terwijl sociale vaardigheden het belangrijkste is wat je zou moeten leren – je hele leven kom je in aanraking met anderen! Het scheelt heel veel stress als je daarin op een redelijke manier je weg kunt vinden. En ook hier geldt: hoe jonger geleerd, hoe gemakkelijker het je af gaat.

 

Niet weten hoe je om gaat met sociale situaties zorgt in veel gevallen voor een hoop stress en spanning in je lichaam. Kinderen hebben daarbij vaak nog niet geleerd hoe ze met die spanning kunnen om gaan. Voor ons geldt vaak: als we gespannen zijn omdat we moeten spreken voor een volle zaal (of in een vergadering met vervelende kritische collega’s) halen we een paar keer diep adem of maken we even bewust contact met de stoel onder onze kont. Maar als je dat soort trucs nog niet geleerd hebt en je voelt je zo, iedere keer dat je iets tegen iemand moet zeggen? Oef. Kun je je voorstellen hoe gespannen je dan bent aan het einde van de dag?

Dat zorgt er vaak voor dat kinderen die situaties dan maar helemaal uit de weg gaan. Ze zoeken de rust op, houden zich afzijdig. En krijgen zo helemaal niet meer de kans om hun sociale vaardigheden te oefenen. Bij sommige kinderen leiden deze sociale vaardigheidstekorten tot negatieve interacties met leeftijdsgenoten, afwijzing door leeftijdsgenoten, isolatie, angst, depressie, middelenmisbruik en zelfs zelfmoordgedachten. Voor anderen creëert het een patroon van absorptie in eenzame activiteiten en hobby’s; een patroon dat vaak moeilijk te veranderen is.

 

Voor kinderen met autisme zitten de problemen vooral op initiatief nemen in interacties, reageren op het initiatief van anderen, oogcontact houden, plezier delen, de non-verbale signalen van anderen lezen en het perspectief van een ander innemen. Die dingen zitten op veel verschillende vaardigheden én op verschillende breinregio’s. Het kan dus zijn dat je kind wel kan reageren, maar signalen niet goed oppikt of omgekeerd.

 

Sociale vaardigheden opbouwen

Wat zijn dan de stappen die nodig zijn om je kind wél te helpen bij het opbouwen van zijn sociale vaardigheden?

  • Voordat je instructies gaat geven om sociale vaardigheden aan te leren, moet je weten wat je kind al wel en nog niet kan. Waar loopt het stroef, en wat gaat eigenlijk best al goed? Ligt het aan hoe je kind reageert, of wordt hij of zij gepest door anderen?
  • Na deze beoordeling moet je een verschil gaan maken tussen twee verschillende dingen waarin het scheef kan lopen. Dat kan namelijk op het vlak van vaardigheden zijn (je kind kan iets nog niet), maar ook in het toepassen ervan (je kind weet hoe het moet, maar doet het om de een of andere reden niet). In het eerste geval is het nodig om bepaalde vaardigheden aan te leren. In het tweede geval moet je achterhalen hoe het komt dat je kind het niet doet. Is je kind verlegen of bang, en waarvoor dan?
  • Als je dat alles weet, kun je gaan kijken wat de juiste manieren zijn om je kind te helpen. Welke ‘interventies’ zijn er eigenlijk nodig? Dat doe je per onderdeel waar het scheef loopt.
  • Oefenen, oefenen, oefenen!
  • Ten slotte kijk je ook of dat allemaal heeft gewerkt. Zo niet, dan ga je kijken wat er wél werkt.

 

Dit alles doe je op een manier die past bij jouw kind. Het is niet de bedoeling dat je kind op welke manier dan ook over zijn of haar grenzen heen gaat. Sterker nog: op een gezonde manier grenzen aangeven is een heel belangrijk onderdeel van sociale interactie! Ook dát moeten kinderen leren.

Sommige kinderen vinden het fijn om enkel wat ‘trucs’ te leren zodat ze wat houvast hebben. Anderen willen juist leren hoe ze op hun eigen autistische-ik-voorwaarden vriendschappen kunnen sluiten. En weer anderen willen neurotypisch over komen. Daarin is geen goed of fout, zolang je kind maar oprecht zélf wil, zonder druk van buitenaf te voelen – niet van jou en niet van de buitenwereld. Dát is jouw opdracht als ouder: helpen je kind daarin een passende weg te vinden.