Ken je dat? Je kind is lekker bezig, maar moet stoppen om iets anders te doen.
BOEM!
Ontploffing.

Overgangen kunnen een uitdaging zijn voor kinderen van alle leeftijden, of ze nu autistisch of neurotypisch zijn. Zéker wanneer ze ergens middenin zitten! En eerlijk is eerlijk: als ik net midden in mijn serie zit vind ik het ook niet tof als je me stoort…

Voor kinderen met AD(H)D, autisme, angsten of problemen met prikkelverwerking zijn overgangsmomenten helemaal moeilijk. Dat is om verschillende redenen en is stof voor een andere keer.
Het is slim om een strategie voor jezelf en je kind te ontwikkelen zodat dat wat makkelijker wordt. Je kunt die dan steeds weer inzetten, dat maakt het voor je kind voorspelbaar en concreet.
Zo is het gemakkelijker om van taak te wisselen en door te gaan met de dag.
Maar ook in het algemeen is het fijner: soepele overgangen zorgen er voor dat de emotieregulatie van je kind getraind wordt. Terwijl je je kind helpt om blij van taak naar taak over te gaan ondersteun je dus ook de ontwikkeling van zijn zelfregulatie. Naarmate je kind meer positieve overgangen ervaart, zal hij zich rustiger en veiliger voelen in de thuis- en schoolomgeving.

Je kunt je kind dus helpen met een paar ‘overgangsstrategieën’ die je kunt inzetten.
Denk bijvoorbeeld eens aan het volgende:

Visuele ondersteuning
We kennen allemaal de pictogrammen, en die kunnen heel behulpzaam zijn! Zet ze vooraf in de volgorde waarin je dingen gaat doen. Gebruik eventueel een time-timer om aan te geven hoe lang iets duurt. Als je kind goed reageert op gesproken informatie, kun je het ook vertellen: “Eerst doen we… en daarna gaan we…”.
Vindt je kind pictogrammen stom? Wees creatief. Laat je kind picto’s of voorwerpen aan een waslijn hangen, of teken samen een stripverhaal met de activiteiten.

Gebruik een overgangsobject
Laat je kind tegen een favoriet voorwerp vertellen wat er nu gaat gebeuren. Bijvoorbeeld tegen zijn favoriete auto of pop.

Vraag je kind om hulp
Misschien kan je kind papier of een stapel bekers voor je dragen die je nodig hebt voor de volgende activiteit.

Gebruik een favoriete bezigheid
Start de volgende activiteit met een favoriete bezigheid van je kind. Dans bijvoorbeeld samen de keuken in, of speel ‘ik zie ik zie wat jij niet ziet’ op weg naar de badkamer.

Maak het fysiek
Laat je kind hoppen als een kikker of lopen als een prinses, of misschien wel met zijn step van de ene naar de andere activiteit gaan. (Dit kan gelijk stiekeme motorische therapie zijn!)
Door deze dingen toe doen, maak je activiteiten kleiner en grens je ze af. Er zit een start en een einde aan. Zo kan je kind de activiteit ook echt afsluiten en is er ruimte voor iets nieuws.
Wees ook consequent in je aanpak, zodat overgangen voor je kind voorspelbaar worden.

Welke dingen doe jij om je kind te laten schakelen?