“Maar ik kan niks. Niks! Ik doe alles fout en iedereen vindt mij stom!” Dikke stress en tranen. En mijn moederhart breekt. Opnieuw.

Als er één ding is dat ik wens voor mijn kinderen, dan is het dat ze blij zijn met wie ze zijn. Dat ze zien hoe leuk, en lief, en dapper ze zijn. Hoe grappig en wat voor enorme doorzetters.

En dat is dus een probleem. Want ze krijgen veel vaker te horen wat ze fout doen dan wat ze goed doen. Van anderen, maar ook van zichzelf.

 

Informatieverwerking

Onze hersenen verwerken informatie op twee manieren: bewust en automatisch. Dat bewuste verwerken van informatie kost enorm veel energie: je moet goed naar dingen kijken, er over nadenken, een besluit nemen… En onze hersenen zijn efficiënt, en willen dus zo weinig mogelijk energie gebruiken. Dus schakelen ze zo veel mogelijk over op de automatische piloot. Die automatische piloot, dat is ons gewoontegedrag. Dat je dus niet meer na hoeft te denken wat je moet doen en hoe je dat moet doen. Logisch toch?

Je zou maar eens de hele dag moeten nadenken. Wil je brood bij je ontbijt, of een gebakken ei, of havermoutpap? Wil je dan vlees op je brood, of kaas, of jam? Met of zonder boter? En zet je koffie of thee, of pers je een sinaasappel uit?

Je snapt het: je zou al doodmoe zijn voordat je ochtend om was.

 

Dat wat we dus veel doen en steeds herhalen, dat wordt een automatisme. In je hersenen gebeurt het dan letterlijk zo, dat bepaalde zenuwbanen dikker en sterker worden. Er wordt een soort snelweg aangelegd. Automatisch gedrag versterkt zichzelf dus ook. Daarom is het ook zo moeilijk om je gedrag te veranderen. En hoe langer je het doet, hoe moeilijker het is om af te leren.

 

Dat geldt niet alleen voor gedrag, maar ook voor gedachten. Hoe vaker je een bepaalde gedachte denkt, hoe sterker de verbinding in je hersenen wordt die die gedachte denkt. En hoe meer je ook zult letten op ‘bewijsmateriaal’ dat het ook klopt wat je denkt! Bij kinderen met autisme is dit nog sterker het geval: als iets zo is, dan ís het ook zo.

Dat betekent dat als een kind met autisme negatief over zichzelf gaat denken, dat het dan heel moeilijk is om die gedachten om te buigen.

 

Affirmaties

Eén van de dingen die helpend kunnen zijn, zijn positieve affirmaties. Een affirmatie is een moeilijk woord voor een bevestiging. Het zijn korte zinnetjes met een positieve boodschap die je steeds herhaalt. Door er over na te denken en ze steeds te herhalen, leg je in je hersenen andere verbindingen aan. Dat helpt je kind dus om anders over zichzelf te gaan denken.

 

Je kunt affirmaties op verschillende manieren inzetten. Kinderen hebben er wel wat hulp bij nodig. Vooral bij het omzetten van een gedachte naar de werkelijkheid. Want pas als je ook ‘bewijsmateriaal’ gaat vinden voor een gedachte, wordt hij in je hersenen goed opgeslagen.

 

Eén van mijn favoriete manieren is om een glazen pot te maken met daarin briefjes met affirmaties. Dat kan zijn ‘ik ben avontuurlijk’, ‘ik ben een doorzetter’, ‘ik kan het’, ‘mijn brein is fantastisch’, ‘ik ben blij met mezelf’, ‘ik bepaal zelf met wie ik om ga’, ‘ik ben goed genoeg als ik mezelf ben’, ‘ik ben bijzonder’.

Iedere dag (of week, als je graag met een weekthema werkt) neemt je kind je een briefje uit de pot en praat je met je kind over de betekenis van het briefje. Laat je kind daarbij vertellen wat hij denkt dat het betekent. Spreek elke dag even met elkaar door op welk moment van die dag de affirmatie van toepassing was. En gebruik hem ook bewust.

Heeft je kind bijvoorbeeld een briefje met ‘ik ben avontuurlijk’ getrokken? En eet je die avond iets anders? Dan kan die gedachte ‘ik ben avontuurlijk’ een mooie manier zijn om een hapje te proeven.

 

Deze methode vraagt wel van je dat je het wat langer vol houdt. Maar het is voor iedereen in het gezin een hele mooie manier om sterker en positiever in het leven te staan!