“Ik heb gewoon niet het gevoel dat als ik in de spiegel kijk, dat ik dat ben. Ik zie een vleespak en daar zit ik in. Het is een prima pak, maar het past gewoon niet echt.”

 

Deze super slimme en diep denkende autistische tiener had niet het gevoel in zijn lijf thuis te horen. En ook niet in deze wereld, trouwens: hij voelde zich meer een andere soort die op een andere planeet thuis hoorde.

Het verhaal ging over ‘zelf conceptualisering’ oftewel: nadenken over datgene wat jou tot ‘jou’ maakt, en doorvoelen dat jij bent wie je bent. En in dit geval had dat ook te maken met zijn lichaamsgevoel.

 

Die ‘zelf conceptualisering’ is iets waar veel mensen zich helemaal niet zo van bewust zijn. Want wie kun je anders zijn dan jezelf?

Maar misschien heb je ooit gehad dat je in de spiegel of naar een foto van jezelf keek en dat je in een flits dacht “Huh? Dat ben ik helemaal niet?”

Dat gevoel – dat is een beginnetje om het te snappen.

 

Het is belangrijk, want weten wie je bent en voelen wie je bent heeft een diepe impact op je. En dus ook op je kind met autisme! Als je niet voelt dat jij echt ‘jij’ bent, kan dat er voor zorgen dat je kind zich niet thuis voelt in de wereld, en dat het snakt en zoekt naar andere soorten gesprekken.

Dat is zeker ook belangrijk om dan met de therapeut van je kind te bespreken. Als je kind het gevoel heeft dat het een ‘andere soort mens’ is, doet dat nogal veel in het denkpatroon van je kind en de besluiten die hij of zij wil of zal nemen. Het is goed om je daar bewust van te zijn.

 

Voordat ik verder ga, moet ik even een disclaimer maken. Dit is een onderwerp dat niet zo vaak besproken wordt, omdat het verwarrend en uitdagend is om er over in gesprek te gaan. Het is natuurlijk ook ontzettend persoonlijk en je kunt gemakkelijk iemand kwetsen op het moment dat je daar niet zorgvuldig mee om gaat. Ik probeer dat te doen, maar dat wil niet zeggen dat wat ik nu ga vertellen voor iedereen met autisme geldt.

Dit is enkel zoals ik het besproken en begrepen heb.

 

Lichaamsgevoel: past je lijf bij je ‘ik’?

Bij een veel grotere gevoeligheid voor prikkels, ben je je ook altijd bewust van je lichaam. Je kunt er niet omheen en je weet daardoor dat je ‘bestaat’, dát je er bent.

 

Een veel lastigere vraag is hoe je jezelf ziet in een breder plaatje. Hoe en wie ben ‘jij’?

Je denkt, loopt, praat, handelt – net als alle andere mensen. Jij neemt hen waar. Zij nemen jou waar.

Dus je bestaat. Maar dat lichaam waar je in zit, ben jij dat dan? Die huls, dat vleespak zogezegd?

 

Die manier van naar jezelf kijken en jezelf zien als ‘ik’ met alles wat daar bij hoort, is heel centraal in ons leven. In onze hersenen maken we een ‘ik-kader’ aan: de achtergrondinformatie waarmee we naar onszelf kijken. Daarin sla je bijvoorbeeld op wat je belangrijk vindt in het leven, wat je fijn en niet fijn vind, welke ondersteunende en ondermijnende gedachten je hebt en hoe je lijf voelt.

Als dat ‘ik-kader’ niet zo duidelijk is, dan betekent dat ook dat je jezelf vaak moeilijker kunt aansturen. Je weet dan niet goed wat je wil, wat je belangrijk vindt en wie je bent.

 

Bij autisme is het veel vaker zo dat er een verschil zit in hoe mensen zich voelen en hoe ze naar zichzelf in de spiegel kijken. Dat hoeft helemaal niet te maken te hebben met of ze wel of niet prettig vinden wat ze in de spiegel zien, of ze hun lichaam mooi of minder mooi vinden. Dat ze iemand anders willen zijn (al kan dat wel degelijk ook meespelen).

 

Het heeft meer te maken met een worsteling in het doorvoelen dat dat lichaam waarin je zit, dat jij dat bent.

 

Wat mee kan spelen is bijvoorbeeld dat een lichaam veel te beperkt kan voelen, veel te simpel, voor alle informatie die je met je zintuigen waarneemt.

 

Een die andere manier van waarnemen en denken kan er voor zorgen dat je jezelf gaat zien als buitenstaander –  als iemand die zo anders is dan de groep dat jij je bijna een andere diersoort voelt. Je neemt anders waar, je hebt een andere manier van denken, je gebruikt andere taal – dat gaat veel verder dan alleen jezelf eenzaam voelen in een groep.

 

Het kan zo voelen dat er een ‘ik’ is die de persoon écht is, en dat die wel een lichaam nodig heeft om te kunnen leven, maar dat alle menselijke emoties en lichamelijke prikkels eigenlijk alleen maar in de weg staan van de ‘ik’.

 

Dat is ook wat deze tiener bedoelde met het ‘vleespak’: hij had het gevoel dat alles wat zijn lijf dacht en voelde, niet van hem was. Het was niet duidelijk, hij kon er niet zo veel mee, hij kon als die gevoelens en sensaties en emoties die kwamen én weer gingen niet koppelen aan wie hij was. Zijn lijf en zijn ‘ik’ waren niet één geheel maar twee verschillende dingen.

 

En soms hoort bij autisme ook een extreem observatievermogen en een extreem (zelf)bewustzijn. Combineer dat met een hele grote wens om de wereld objectief te kunnen waarnemen, en je krijgt een situatie waarin je jezelf niet begrijpt. Want je kúnt jezelf niet objectief waarnemen (als je dat bij een ander al wel kunt). Daarvoor gebeurt er aan gevoelens en sensaties in jezelf te veel. Weten dat je jezelf tot in het diepste van je zijn nooit écht zult kennen, kan voor een hele diepe crisis zorgen.

 

Wat betekent dit nou voor jou als ouder?

Bij kinderen is de ‘wie ben ik’ vraag echt al in ontwikkeling. Zeker bij kinderen met autisme speelt het heel erg. De identiteitsontwikkeling komt bij kinderen met autisme vaak later of anders op gang.

Kinderen met autisme kunnen vaak moeilijker uit zichzelf tot ideeën komen over wie zij zijn en wat ze wel en niet leuk en fijn vinden. ‘Kweenie’ is een veel gehoord antwoord op een vraag wat een kind wil! En dat heeft daar dus alles mee te maken: je kind weet het misschien écht niet.

 

Het helpt allereerst om je kind een kader te géven. Benoem wat je aan positieve karaktereigenschappen en aan gedrag ziet. Bijvoorbeeld: “Jij viel tijdens het paardrijden twee keer, maar je stapte twee keer ook weer terug op. Dat maakt je moedig en een doorzetter – zo ben jij.”

 

Ook helpt het om de dingen die je kind voelt of denkt, normaal te maken. Door bijvoorbeeld te zeggen “Oh, dat heeft iedereen wel eens, dat hoort bij het mens-zijn.” Of “Zo’n gedachte is heel normaal. Gedachten komen en gaan ook weer. Niet iedere gedachte is automatisch waar.”

 

Je kunt ook oefeningen doen (zelf of met een therapeut) waarbij je kind leert om zijn of haar lichaam te voelen, maar dan ook mét het bewustzijn in het lijf. Sommige soorten sensorische therapie, yoga en meditatie zijn daar heel geschikt voor. Let bij mindfulness en meditatie wel even op dat je kind niet juist alleen maar nadruk gaat leggen op voelen óf denken, want dan doe je precies het tegenovergestelde…

 

Ten slotte: voer diepe gesprekken met je kind. Je kind zoekt naar de werkelijkheid, de waarheid, naar zichzelf. Ga daar niet te snel overheen. Bevraag je kind open en eerlijk, en help hem of haar om een beter en dieper begrip te krijgen van wat het betekent om mens te zijn.

 

Want een vleespak hebben we allemaal, maar mens zijn… Wat betekent dat eigenlijk voor jou?