Zindelijk worden – het is met regelmaat een probleem bij kinderen met autisme. Laatst kreeg ik de vraag ‘Maar hoe zou jij dat nou aanpakken, als je al wist dat je kleintje autisme heeft?’

Dat is best een lastige vraag om te beantwoorden. Want natuurlijk is ieder kind weer anders! En ieder kind met autisme heeft ook weer andere kenmerken, die er voor zorgen dat het zindelijk worden meer of minder gemakkelijk gaat. Bijvoorbeeld: de één vangt heel makkelijk gevoelens en emoties van anderen op en kan daardoor faalangstig worden op het potje. Een ander kind voelt zijn of haar lichaam beter aan dan een ander, dus dat maakt dat je sneller of later voelt ‘dat je moet’. Een ook het eet- en drinkpatroon van je kind heeft natuurlijk veel invloed! Gemiddeld gezegd: hoe meer vocht en vezels, hoe moeitelozer de poep.

  • Zindelijkheid is dus wel vaker een probleem. Om zindelijk te kunnen worden, moet een kind verschillende dingen kunnen:
  • Ze moeten kunnen voelen dat hun blaas vol zit/dat ze moeten poepen – dus je moet je lijf goed kunnen voelen. Sommige kinderen voelen dat helemaal niet, die signaaltjes komen niet goed door in de hersenen. Dit is bij autisme best vaak zo.
  • Ze moeten begrijpen dat als ze voelen dat ze een volle blaas hebben of poepdrang krijgen, dat dat ook betekent dat ze naar de wc moet gaan/op het potje moet gaan. Dus ze moet snappen dat die twee met elkaar te maken hebben. Dat is heel vaak ook niet zo bij autisme.
  • Ze moeten het ook durven. Sommige kinderen vinden een potje of wc eng, omdat het nieuw is. Sommigen vinden het ook gewoon eng om te plassen of poepen zonder luier, omdat ze dat niet gewend zijn en dan moeten ze ‘los laten’.
  • Ze moeten goed rechtop kunnen zitten zonder steun. Bij sommige kinderen met autisme is dat een probleem en dan zitten de kindjes te gespannen.
  • Sommige kindjes zijn overgevoelig op hun heupen en middel. Dit zijn ook de kindjes die het vervelend vinden om een broek te dragen en die moeilijk stil kunnen zitten. Er kan dan een probleem zijn met een lichaamsreflex.
  • Je kind moet het nut er van in zien. Sommige kinderen hebben er gewoon geen interesse in. Dan wordt het lastig.
  • De poep van je kind moet normaal zijn. Als je kind veel last heeft van harde ontlasting, dan kan dat zorgen dat ze niet durft te poepen vanwege de pijn. En dan wordt het alleen maar erger. Dan is er vaak een probleem met stress/angsten, te weinig drinken of met voedsel overgevoeligheid. (Wil je aan de slag met darmproblemen bij je kind? Stuur me even een berichtje, want daar kan ik je zeker mee helpen!)

 

Wat belangrijk is: straffen helpt niet, en belonen werkt bij sommige kinderen met autisme wel, maar vaak ook helemaal niet. Daar zijn ze vaker heel ongevoelig voor. En als je kind wel gevoelig is voor belonen (en daar hoort aanmoedigen ook bij) en het lukt niet zo goed, dan kan je kind juist extra bang worden om wél naar de wc te gaan of zonder luier te lopen. Want als het dan mis gaat, dan krijgen ze het idee dat ze jou als ouder teleur stellen. Het ligt een beetje aan de gevoeligheid van je kind of dat mee kan spelen natuurlijk.

Ik kan er natuurlijk vanaf een afstand niet zo veel over zeggen, maar misschien helpt dit je al even op weg. Als jij denkt dat je kind er lichamelijk wel klaar voor is, dan is het werken met pictogrammen vaak handiger dan het met woorden uit leggen.

Een paar vuistregels voor als een kind er lichamelijk klaar voor is:

  • Zet je kindje regelmatig gewoon op de wc of het potje. Eerst af en toe spelenderwijs om te wennen. Of als onderdeel van het aankleden. Als je een vaste volgorde hebt met aankleden bijvoorbeeld, dan kun je deze stap er tussen doen. Neem hem of haar ook gewoon mee als je zelf naar de wc gaat.
  • Leg door te tekenen uit waarvoor een luier is en waarvoor een potje of wc is. Vertel het kort en bondig terwijl je het tekent.
  • Als je echt gaat oefenen, dan de eerste dagen je kind om het kwartier even op het potje zetten. Gewoon, een paar seconden, en niet dwingen. Als je kindje niet wil dan niet pushen om het te proberen.
  • Als het tijd is om te gaan (ieder kwartier) dan zeg je dat gewoon. Maak er geen vraag van. Dus niet zeggen ‘ga je mee naar het potje’ maar gewoon ‘het is tijd om op het potje te gaan’. Neem je kind gewoon mee, je hoeft niet op een antwoord te wachten. Want het was geen vraag. 😉
  • Zorg dat je er een routine van maakt. Het helpt vaak om alles steeds in dezelfde volgorde te doen. Op die manier leert ze sneller om het zelf te doen, en hoe.
  • Gebruik pictogrammen om die wc-routine duidelijk te maken. Een hele goede kwaliteit pictogrammen kun je bestellen via easyauti.nl. Je kunt bij haar ook foto’s van je eigen kind als picto laten afdrukken én ze geeft je advies over hoe je de picto’s op de juiste manier kunt gebruiken.

Als het niet lukt geldt de Elsa-regel. Laat het los, laat het gaan. Gewoon stoppen en een paar maanden later nog een keer proberen.
Sommige kinderen lukt het simpelweg niet; zij hebben echt plas- en poeptraining nodig. Daarvoor kun je altijd een doorverwijzing vragen naar de poep- en plaspoli; meestal vanaf een jaar of 7. Als je hier tegenaan blijft lopen: niet twijfelen, gewoon die doorverwijzing vragen.