“Maaaaam…”
Oh jee, ik geloof dat ik weer klaagmuur ben.
“Maaaaaahaaaaammm…”
“Ja, wat is er schat?”
“Ik denk dat ik iets voel…”
“Oh ja, wat dan?”
“Nou, weet ik niet, gewoon, iets… Ik denk dat ik naar de dokter moet. Ik heb allemaal pijn en kriebel en mijn vel zit niet lekker.”
Pfoe. Ik weet dat als mijn kinderen zoiets zeggen, dat het geen onzin is. Natúúrlijk willen ze dan even aandacht. Even bevestiging. Even laten weten dat ze het zwaar hebben, en dat ze daar niet echt woorden aan kunnen geven.
Maar het is meer dan dat: ze voelen écht dingen die veel anderen niet voelen.
In mijn coachopleiding zat aardig wat lichaamswerk: wat voel je in je lijf gebeuren en hoe hangt dat samen met je gedachten en ervaringen. En niet iedereen voelt dan even veel: de één heeft meer contact met zijn of haar lichaam dan de ander. En niet iedereen heeft zintuigen die even gevoelig staan afgesteld. Dat zorgde er soms voor dat mensen hun emoties niet herkenden, of heel rationeel hun beslissingen namen en niet luisterden naar wat hun lichaam hen kon vertellen. (Een prima recept voor een burnout trouwens: de signalen van je lijf negeren.)
Maar het leidde er ook wel eens toe dat mensen helemaal vast liepen in hun lijf en niet meer wisten wát ze voelden en wat dat betekende. Want ineens moest álles iets betekenen, en dat werd daarmee ook heel beangstigend.
Dat zien we ook bij veel kinderen met autisme – en zeker als ze wat ouder worden – die heel gevoelig zijn. Vaak wordt bij angsten en depressies gezegd dat mediteren en ‘mindfulness’ helpen. In zekere zin is dat ook zo, als je mindfulness ziet als het met aandacht in het moment zijn.
Het probleem is soms, dat er vooral gedacht wordt dat je met je aandacht ‘naar binnen moet gaan’: dat je je aandacht moet richten op wat er in je lijf gebeurt. Letten op je ademhaling, je hartslag voelen, dat soort dingen.
Waar veel trainers en therapeuten vaak geen rekening mee houden, is dat er bij autisme een verschil is tussen interoceptie (wat er in je lijf gebeurt) en exteroceptie (wat er buiten je gebeurt dat je met je zintuigen waarneemt). Iemand met autisme kan overgevoelig of ondergevoelig zijn op ieder zintuig, zowel intern (interoceptie) als extern (exteroceptie). En vaker een combinatie van dat alles.
Als je dan intern al heel gevoelig bent, en er wordt van je gevraagd om je aandacht ook te richten op wat er in jou gebeurt, dan is de kans groot dat je té veel gaat voelen en daardoor angstig of paniekerig kunt worden. Niet helemaal de bedoeling van de oefening…
Andersom is het ook zo, dat je dan niet het omgekeerde oefent, namelijk je aandacht naar buiten brengen – en dus train je niet de zintuigen die onderontwikkeld zijn.
Onderzoeken laten steeds weer zien dat oefeningen om je focus en je bewustzijn te verbeteren en om je zintuigen te trainen eigenlijk vooral werken als je flexibel wordt in het verschuiven van je aandacht. Wat ze daarmee bedoelen, is dat je je aandacht brengt naar je lijf en wat daarin gebeurt, en daarna naar buiten, naar je omgeving – wat je voelt en hoort en ruikt en ziet… – en weer terug.
Juist dat steeds opnieuw kunnen verschuiven van je aandacht traint je zintuigen en je aandacht, en zorgt voor ontspanning van je zintuigen en vermindering van angsten.
Conclusie van het verhaal is dus het volgende: vind uit waar je kind overgevoelig of ondergevoelig is in de acht verschillende zintuigen, en kijk vervolgens hoe je met aandachtsoefeningen steeds de aandacht van je kind van het ene (gevoelige) naar het andere (ondergevoelige) zintuig kunt verschuiven, en omgekeerd.
Zó help je je kind om uit een zintuigelijke overprikkeling te komen en ook om andere dingen beter waar te nemen of aan te voelen.
Meer weten over wat je thuis kunt doen om je kind te helpen bij over- en ondergevoeligheid? Plan een keer een gratis meedenkgesprek in, dan krijg minimaal twee tips die je verder helpen!