Als ik gestrest of verdrietig ben, dan doe ik één van deze dingen:

  • Ik knuffel met één van mijn kinderen
  • Ik ga wandelen met een vriendin
  • Ik bel met mijn zus
  • Of ik eet chocola

 

Prima manieren om er mee om te gaan, nietwaar? Okee, die chocola niet zo. Maar knuffelen, wandelen en praten helpen me.

Ze geven me het gevoel dat ik gezien en gehoord word. Dat ik bij een groter iets hoor: mijn gezin of mijn vrienden en familie.

Ik voel me dan niet meer alleen: ik doe er toe.

 

Dat gevoel is ontzettend belangrijk. Voor alle mensen!

De gezondheidseffecten van sociale contacten zijn enorm. Wie er in de zorg werkt weet dat ook: mensen die weinig sociaal contact hebben genezen bijvoorbeeld langzamer. Mensen met weinig sociaal contact worden ook eerder ziek, ervaren meer stress en gaan gemiddeld eerder dood. Het is net zo schadelijk als roken. (1)

 

Ja, eenzaamheid is net zo schadelijk als roken. Je las het goed.

 

Eenzaamheid

Voor mensen met autisme is betekenisvol sociaal contact vaak lastig. Hun netwerk is kleiner en ze voelen zich vaak in hun familie en ook bij vrienden minderwaardig.

Van de mensen met autisme heeft 80% wel online contact met anderen. Voor hun gevoel van eenzaamheid blijkt dit maar weinig verschil te maken.

35% van de volwassenen met autisme heeft nauwelijks vrienden of een netwerk om op terug te vallen voor sociale steun.

 

We voelen ons het beste wanneer we ongeveer 3 goede vrienden hebben waarmee we betekenisvol contact hebben. Kwaliteit gaat dus boven kwantiteit!

 

Autistische vrienden

Of en met wie autistische jongeren contact hebben, verschilt. Als je kind naar een gewone basisschool gaat of veel buiten speelt, dan zal zijn vriendengroepje waarschijnlijk wat gemengder zijn dan wanneer je kind naar het speciaal basisonderwijs gaat.

 

Veel kinderen – vooral meisjes – met autisme voelen zich gedwongen om zich aan te passen aan kinderen zonder autisme. Vaak kost ze dit enorm veel energie.

Ik schreef daar eerder al een artikel over.

Het zorgt er ook voor dat je kind niet helemaal zichzelf kan zijn – dus is het dan wel een gelijkwaardige vriendschap?

 

Wat vaak ook mee speelt, is dat er daarom geen sprake is van wederkerigheid: dat het ‘geven’ en ‘nemen’ in de vriendschap niet in balans is. Vaak wil het autistische kind wel heel graag vrienden zijn en is ontzettend loyaal, maar er komt niet zo veel terug aan interesse en afspraakjes. Zo’n vriendschap bloedt dan dood.

Of je kind hoort wel bij een groepje, maar bungelt er toch een beetje bij. Dat noemen we marginalisatie: dat je een beetje aan de rand van een sociale groep zit en wel een verbinding hebt met één of twee mensen van die groep, maar niet met de hele groep. Je voelt je er dan toch niet echt bij horen.

 

Veel kinderen en jongeren merken daarom dat ze gemakkelijker om kunnen gaan met andere autistische kinderen. De verwachtingen liggen anders dan bij zogenaamde neurotypische kinderen; die houden meestal geen rekening met de bijzonderheden van je kind en wat dat betekent in contact. Logisch ook, want vaak weten ze er helemaal niets van af.

Met andere autistische kinderen is er vaak meer ruimte om jezelf te zijn. Bijvoorbeeld: stil zijn is dan gewoon fijn, in plaats van ongemakkelijk.

 

Maar hoe dan?

Zorgen dat je kind vriendjes krijgt (en houdt) is heel lastig. Iedereen volgt daarin ook zijn eigen gevoel, en het ligt er aan hoe de klas van je kind in elkaar steekt en hoe de ouders zijn. Helaas heb je daar maar weinig invloed op.

 

Een paar dingen waar je over na kunt denken:

  • Een spreekbeurt houden over autisme, en dat je kind daarbij uitlegt wat hij nodig heeft van anderen (bv. duidelijke regels) en waarom hij soms op een bepaalde manier reageert;
  • Actief zelf speelafspraakjes regelen en de ‘spelregels’ van afspreken aan je kind uitleggen;
  • Als een speelafspraakje thuis is: ondertitel wat er gebeurt zodat je kind de interactie snapt;
  • Zoek een club waar je kind zich thuis voelt en waar hij anderen tegen komt met dezelfde interesses (elektronicaclub, scouting, modeltreinbouwen, et cetera);
  • Doe een oproepje op de buurtapp, wie er ook het spel wil spelen waar je kind gek op is (online, samen in dezelfde ruimte online, of bv. Pokémon Go buiten, of…);
  • Betrek de leerkracht, en vraag of die de klas wil betrekken bij je kind. Er zijn ook methodes voor leraren voor dat soort ‘klassenhulp’;
  • Drink koffie met de ouders van een kind waar het mee klikt en deel wat je kind nodig heeft, en waarom hij soms op een bepaalde manier reageert. Maak goede afspraken;
  • Nodig kinderen waar het mee klikt uit voor een één op één uitje naar bijvoorbeeld een indoor speeltuin of een trampolinepark. Vaak is dat makkelijker dan ‘gewoon’ afspreken waarbij de hele tijd interactie verwacht wordt. Een goedkopere optie is een thuisbioscoopje organiseren met popcorn en dekens.

 

(1) https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/25910392/