“Hij liegt alles aan elkaar. Laatst werd ik door de juf gefeliciteerd. Had hij aan de juf verteld dat ik zwanger was. Terwijl ik dat toch echt wel geweten had dan, haha.” Ze keek me even vertwijfeld aan. “Wist ik maar waaróm hij zo loog.”

Veel mensen denken nog steeds dat kinderen met autisme niet kunnen liegen. Dat is ook lang het idee geweest. De reden daarvan is de vaak brute eerlijkheid die we zien bij mensen met autisme: vraag ze of je een dikke kont krijgt in de broek die je draagt, en ze zeggen je nuchter dat dat niet aan de broek ligt.

Inmiddels weten we dat ook mensen met autisme prima in staat zijn om te liegen. Het is een ontwikkelfase, en vaak duurt het langer voordat kinderen zo ver zijn.

 

Twee functies

Kunnen liegen heeft te maken met twee functies.

Allereerst moet je kunnen begrijpen dat iemand anders andere gedachten en gevoelens en een andere beleving van een situatie kan hebben; dit is wat we Theory of Mind noemen. Kun je dat niet, dan zul je ook niet zien waarom je bijvoorbeeld iemand kunt kwetsen met een antwoord. In sociale situaties maken kinderen en volwassenen met autisme ook minder onderscheid tussen of iets wel of niet met opzet gebeurt: oorzaak en gevolg lijken heel duidelijk terwijl dat in sociale situaties vaak veel meer nuance vraagt. Zo kan het gebeuren dat als een kind struikelt en tegen iemand aan valt, dat dat gezien wordt als een opzettelijke duw.

Dit noemen we een beperkt ‘moreel oordelingsvermogen’, een vermogen dat zit in de rechter temporaal-pariëtale junctie van de hersenen.

Ten tweede doet liegen ook een groot beroep op je executieve functies. Dat zijn bewustzijnsprocessen op een hoger niveau. Executieve functies zijn bijvoorbeeld besluitvorming, planning, probleemoplossing, doelen stellen, organisatie en zelfregulerend gedrag.

Die functies zijn belangrijk om te kunnen liegen, omdat de leugenaar het doel moet stellen dat hij/zij wil bereiken door te liegen. Dat doel kan bijvoorbeeld zijn: “Ik wil niet dat mama weet dat ik al het snoep heb opgegeten.” Dan komt de beslissing: “Ik zal zeggen dat ik maar één snoepje heb gepakt.” En dan komt het organiseren van de leugen: “Ik moet zorgen dat ik alle snoeppapiertjes weg gooi, zodat mama niet ziet dat ik er heel veel heb opgegeten.”

Veel mensen met autisme worstelen met het executief functioneren. Dat zorgt er voor dat ze vaak, als ze liegen, dit niet goed weten te organiseren waardoor ze eerder door de mand vallen.

Als je kind veel liegt

Maar sommige kinderen lijken alles aan elkaar te liegen. Dat komt vaker voor bij kinderen met een dubbele diagnose AD(H)D. Om te snappen hoe dat zit, moeten we kijken naar de drie verschillende soorten leugens die er zijn.

1: Sociale leugens (‘leugentje om bestwil’)

De meeste kinderen met autisme scoren ‘minder goed’ op dit soort leugens. Als ze een leugentje om bestwil vertellen, heeft dat over het algemeen niet te maken met sociaal invoelingsvermogen, maar met het vermijden van straf.[1]

2: Onbewuste leugens

Dit zijn de leugens die eigenlijk geen leugens zijn, maar gedachten en fantasieën waar kinderen zó in op gaan dat ze het zelf zijn gaan geloven.

Veel kinderen met autisme hebben een hele eigen fantasiewereld. Vaak heeft dat ook te maken met een minder snelle emotionele ontwikkeling. Kleuters kennen een ‘magische fase’, waarin werkelijkheid en fantasie door elkaar heen lopen. Omdat de sociaal-emotionele ontwikkeling bij kinderen met autisme vaak langzamer verloopt, blijven kinderen soms ook veel langer in deze magische fase zitten.

Daarnaast kan het goed zijn dat je kind simpelweg vergeten is wat er gezegd of gevraagd is. Zeker wanneer je kind afgeleid was; hij was bijvoorbeeld zijn veters aan het strikken terwijl je hem zei dat hij zijn jas moest pakken, waardoor hij nu verontwaardigd roept dat je dat écht niet gezegd had! Terwijl hij best met ‘okee mam’ geantwoord kan hebben. Dat afgeleid zijn en het slechtere werkgeheugen zien we bij zowel autisme als AD(H)D.

Bewust manipuleren

Bewuste leugens hebben andere oorzaken. Er zijn er grofweg drie: het zoeken van één-op-één aandacht, het vermijden van straf, en het vermijden van vervelende taken.

Het eerste spreekt voor zich, en kan een teken zijn van angsten maar ook van juist een fijne band, of van niet weten hoe je zelf je vrije tijd moet invullen. Jouw boosheid uitlokken, je reactie weglachen of extra treiteren kunnen daar dus op wijzen. Of tegen de juf vertellen dat je moeder zwanger is! Geheid dat dat je aandacht oplevert, natuurlijk.

Liegen om straf of negatieve consequenties te vermijden is een heel natuurlijke reden om te liegen (let op: dat maakt het natuurlijk nog niet okee). Bijna alle kinderen doen dit. Kinderen met autisme en/of AD(H)D hebben vaak een grote fantasie en zullen met de meest creatieve redenen komen waarom ze X, Y of Z wel of niet hebben gedaan. Van dino’s die hun speelgoed van de plank gegooid hebben tot babyzusjes die vanuit de box krijtjes tegen de deur gooiden waardoor die strepen daar gekomen zijn. Vaak is het impulsiviteit die voor het probleem zorgt, en de creativiteit van de leugen waarmee ze het proberen te verbergen.

Deze derde reden zien we heel vaak bij kinderen met AD(H)D. Veel kinderen zijn snel verveeld of onderprikkeld. Zeg nu zelf: klusjes doen of je kamer opruimen zijn nu eenmaal geen leuke dingen. Saaaaaaaai! Als je niet oppast, word je als ouders daardoor gemakkelijk in een welles-nietes-discussie gezogen.

Vooral die twee laatste redenen voor liegen komen het meeste voor, zeker op latere leeftijd.

Wat kan helpen? 

Als je kind liegt om straf te vermijden, zit daar een angst achter. Veel kinderen met autisme en AD(H)D krijgen al veel negatieve opmerkingen. Hun zelfbeeld is vaak al laag. Dat maakt de kans op straf vermijden groter. (En daarmee het risico op liegen.)

Wat kan helpen, is om niet te werken met straf, maar met logische consequenties. Benoem wat je ziet dat er gebeurd is. Wees feitelijk en leg er geen oordeel in. Leg uit wat de consequentie is van het gedrag in plaats van je kind straf te geven. Bij straffen heeft je kind een volgende keer méér reden heeft om te liegen.

Een logische consequentie kan zijn ‘Ik weet dat je op de deur hebt gekleurd. En wat je zelf vies maakt, maak je ook zelf schoon. Dus ik geef je nu een emmer en een spons zodat je het zelf schoon kunt maken.’ Blijf uitleggen wat de consequenties zijn van het gedrag, maar ook van het liegen.

Tegen verveling helpt niet veel: veel klussen zijn nu eenmaal niet leuk, maar moeten gewoon gebeuren. Wegduikgedrag (‘ik moet eerst dit nog doen en dan pas kan ik…’) kan leiden tot discussie en onderhandelen. Ga daar als ouders niet in mee, want het geeft je kind alleen maar het idee dat hij een kans heeft om er onder uit te komen. Leg uit waarom het verhaal niet acceptabel is: bijvoorbeeld omdat het ieders verantwoordelijkheid is om te helpen in huis.

Geef je kind de tijd om te kalmeren als dat nodig is. En ga dan verder met het zoeken naar een leuke manier om de taak af te maken die hij probeert te vermijden. Dit kan betekenen dat hij zijn vieze sokken in de wasmand schiet als een basketbal, of kijken wie het eerst klaar is met zijn taak, of dansend op te ruimen. Het saaie leuker maken is de sleutel tot het afmaken van een saaie taak.

Hoe ga jij om met leugentjes van je kind?

[1] Li, A. S., Kelley, E. A., Evans, A. D., & Lee, K. (2011). Exploring the ability to deceive in children with autism spectrum disorders. Journal of autism and developmental disorders, 41(2), 185–195.